Grotten, bussen, tours, fietsen, lampionnen, duinen en bergen

23 januari 2017 - Thành phố Đà Lạt, Vietnam

De titel somt de afgelopen week al aardig op. Ik reis nog steeds samen met Lieke en samen hebben we heel wat ondernomen.

Zondag 15 januari gingen we de tour naar de grotten doen in Phong Nha National Park. We werden met een busje opgehaald en het werd meteen al duidelijk dat ook bij deze tour de Nederlanders weer flink vertegenwoordigd waren.

De tour begon bij Paradise Cave, een grot diep in het park die pas sinds 2011 open is voor publiek. Met golfkarretjes werden we dichter bij de grot afgezet, maar we moesten nog ongeveer 500 (Vietnamese) meter heuvelopwaarts lopen naar de ingang van de grot. Boven kregen we eerst wat uitleg over de grot, die ruim 30 km lang is maar waarvan we nu alleen de eerste kilometer gingen bezoeken. De naam Paradise Cave is zeker juist voor deze grot. Gelijk bij binnenkomst in de grot moest je 3 houten trappen af naar beneden, waarbij je in een grote “open” ruimte komt, ik ben nog nooit in zo’n enorme grot geweest. De wandeling in de grot is over een houten “boardwalk” die speciaal is aangelegd, met hier en daar een soort uitkijkpunt. Mooie plekken zoals stalagmieten en stalactieten in de grot zijn uitgelicht met spots en je hoort het water druppelen. Heel indrukwekkend.

Na deze grot gingen we richting de Phong Na Cave, waar we met een boot naartoe voeren, over de Son River (ook wel Lipstick River genoemd omdat de kleur van de rivier soms naar rood verandert wanneer er veel regen valt bij de oorsprong van de rivier – de kleur van de grond zorgt dan dat de rivier rood wordt). In de grot werd de motor van de boot uitgezet en werden we verder geroeid. Ook dit was een grote grot met mooie stalagmieten en stalactieten en nog een kleinere grot, wat tijdens de oorlog ook is gebruikt als militair hospitaal. Na het varen konden we nog even het bootje uit om een stukje door de grot te lopen. Daarna weer met de boot en bus terug naar Dong Hoi, waar we aan het eind van de middag aan kwamen. ’s Avonds lekker gegeten en een film op Netelig gekeken, heerlijk.

Maandag gingen we ’s morgens met de bus naar Hue, vroegere hoofdstad van Vietnam. We bleven slapen in een heel mooi nieuw (en goedkoop) hotel, fijn! Na het inchecken zijn we gelijk richting de Citadel gelopen, een van de belangrijkste bezienswaardigheden in Hue. Vroeger mocht je hier echt niet komen, dit is namelijk de plek waar de keizer met zijn familie en personeel woonden. Het gebied is omgeven door dikke muren met mooie poorten. Binnen de Citadel staan vele gebouwen (hoewel het een en ander ook verloren is gegaan in de oorlog), helaas niet overal even duidelijk aangegeven wat nou wat was.

’s Avonds hebben we nog even een kort stukje gelopen en wat gegeten, voor we in het hotel lekker gingen relaxen.

De volgende ochtend bleek de stroom in Hue te zijn uitgevallen. Beetje lastig dus, aangezien we op de 5e verdieping zaten. Na een heerlijk ontbijt dus eerst weer trappen op naar boven om onze spullen op te halen en vervolgens bepakt en bezakt weer naar beneden. Hier was het nog even wachten op het tourbusje dat ons via de toeristische route naar Hoi An zou brengen. Onderweg hadden we nog enkele stops, allereerst bij een Japanse brug in het dorpje verderop (Lieke had niet helemaal begrepen om welke brug het ging, dus wilde eerst al een foto maken van de doorsnee betonnen brug). De brug was mooi, maar de aandacht van de meeste toeristen (inclusief mijzelf) was al snel afgeleid door een hele schattige pup aan de andere kant van de brug, die met iedereen wilde spelen.

Na de brug reden we verder naar Long Beach, waar heel toepasselijk ook de zon eindelijk even tevoorschijn kwam! We hadden maar 10 minuten op het strand, niet heel lang dus maar genoeg tijd om heel even met de voetjes het water in te gaan.

Vervolgens reden we via een langere route door de bergen naar de oude bunkers van de Amerikanen, waar het helaas regende (gelukkig bleek dit voorlopig de laatste keer regen te zijn).

Vervolgens via een route langs de kust naar Danang, waar we naar de Marble Mountains gingen. Bovenop de berg staan enkele tempels, waaronder een binnen een grot. Dit was echt wel de mooiste, in het plafond van de grot zaten 3 gaten waar natuurlijk licht door naar binnen kwam. De hoogte van de grot was vergelijkbaar met die van een gemiddelde kerk in Nederland, waardoor het een beetje aandeed als een kathedraal, alleen dan met een beeld van Boeddha i.p.v. Jezus.

Na de Marble Mountains reden we door naar zonnig Hoi An, de eindbestemming van de tour. Hoi An is een hele leuke toeristische plaats omgeven door water. Vooral het oude gedeelte is leuk en doet Europees aan met de gezellige straatjes en winkeltjes. Men is hier duidelijk gericht op toeristen want er is van alles te koop en je kunt ook om de 3 meter een pak of jurk laten maken. Ook je afdingkunsten kun je hier goed oefenen want over elke prijs valt te onderhandelen.   

Overdag zien de straatjes er al leuk uit met de lampionnen, maar als die ’s avonds aan gaan is het helemaal sfeervol. We hebben lekker de middag en avond in het stadje rondgelopen, allebei een nieuwe lekkere broek gekocht, lekker gegeten en gedronken en ’s avonds we nog een kaarsje te water gelaten.

We waren ’s middags op de fiets naar de stad gereden, dus nu moesten we in het donker (en zonder licht op de fiets) de weg terug zien te vinden en daarbij veilig door het verkeer manoeuvreren. Nog best een uitdaging aangezien er hier nauwelijks verkeersregels lijken te zijn en toeteren betekend dat je niet meer hoeft te kijken. We hadden natuurlijk ook geen bel op de fiets dus dan maar zelf “toet-toet” roepen. Uiteindelijk, met een kleine omweg omdat we de verkeerde Bamboo Homestay hadden opgezocht op de navigatie, veilig aangekomen. Nog even een (koude) duik in het zwembad, wat vooral de eigenaren erg grappig vonden (ze keken ons aan alsof we gek waren dat we nu nog gingen zwemmen), en daarna lekker douchen en naar bed.

Woensdagochtend lekker rustig de dag opgestart. Halverwege de ochtend zijn we weer op de fiets gestapt en naar Old Town gereden, waar we nog weer lekker hebben rondgelopen en lampionnen hebben gekocht. Ook in Hoi An is er een Japanse brug waar we even een kijkje hebben genomen, waarna we verder struinden door de straatjes en bij een Vietnamees koffiehuisje koffie hebben gedronken. Ik heb de traditionele ijskoffie geprobeerd: Caphe sua da. De koffie druppelt dan vanuit een koffiepotje bovenop het glas rustig in het glas, waar al een laagje gecondenseerde melk in zit. In een ander glas zitten de ijsblokjes. Toen de koffie uitgedruppeld was moest ik de ijsklontjes bij de koffie voegen en roeren, waardoor de koffie van kleur verandert (in zwart naar koffie-met-melk-kleur, heel logisch). Het was wat aan de sterke kant voor een niet-koffiedrinker zoals ik, maar het smaakte me prima en het is toch wel een dingetje om van mijn Vietnam-lijstje af te strepen.

’s Middags en ’s avonds hebben we lekker bij het hotel gezeten en om de hoek wat gegeten. In de avond werden we nog getrakteerd op de karaokekunsten van de buren, die daar blijkbaar veel plezier in hadden maar niet zo veel talent voor…

Donderdag hebben we eerst uitgebreid ontbeten bij het tentje om de hoek. Daarna zijn we weer op de fiets gestapt, deze keer de andere kant op, richting het strand. Leuke route langs de rivier en groene rijstvelden. Bij het strand eerst kort stukje gelopen langs de strandtentjes, waar iedereen wilde dat we bij hen kwamen zitten. Het strand was langs de hele lengte afgezet met enorme zandzakken, vermoedelijk omdat het hier nogal makkelijk overstroomd. Wel een beetje jammer qua uitzicht. Uiteindelijk hebben we een strandbedje uitgekozen en hebben we lekker een paar uurtjes aan het water gelegen. Om 17 uur zouden we worden opgehaald door de bus, dus op tijd weer terug naar het hotel gegaan. Onderweg nog even wat snacks ingeslagen, want we hadden een busreis van 20 uur voor de boeg…

Met een klein busje werden wij en nog anderen opgehaald en ergens langs de weg in Hoi An afgezet waar we werden opgepikt door de sleeperbus. Van ongeveer 18 uur ’s avonds tot 6 uur de volgende ochtend reden we naar Nha Trang, waar we moesten overstappen. De bus zat vol, maar gelukkig lagen we helemaal achterin en konden we onze spullen nog enigszins kwijt en het onszelf redelijk comfortabel maken. Nadeel was wel dat we naast de wc lagen, waar af en toe een stinkende walm vanaf kwam waar je niet goed van werd.

Ik had heel wat films gedownload vanaf Netflix, maar helaas bleek er maar eentje te werken, The African Doctor (zeker een aanrader). Gelukkig is het ons toch gelukt om wat te slapen, want de rit was lang… In Nha Trang moesten we overstappen op de volgende bus, die pas na achten bleek te komen (waar verder totaal niet over gecommuniceerd werd). Twee uur lang wachten op een soort busstationnetje, gelukkig was er wel internet zodat ik mooi Wie is de mol? kon kijken.

Even na achten kwam de volgende sleeperbus die ons en nog 2 Nederlanders naar Mui Ne bracht. Deze rit duurde ook nog eens tot ca. 15 uur, dus uiteindelijk zijn we 22 uur onderweg geweest… Het laatste stuk was wel mooi zo langs de kust en de duinen, maar de eindbestemming kon niet vroeg genoeg komen. Wat waren we blij toen we eindelijk in het hotel aan kwamen en lekker konden douchen en iets anders (koelers) aantrekken. Het was heerlijk weer, dus nadat we hadden gedoucht en wat hadden gegeten voelden we ons al een stuk beter.

Dit hotel had ook een zwembad, dus hebben we ons daar geïnstalleerd op een bed met een cocktail. ’s Avonds lekker bij het hotel gegeten en daarna heerlijk naar bed.

Zaterdagochtend hebben we weer lekker in de zon aan het zwembad gelegen. ’s Middags gingen we met een Jeep op tour. Eerste stop was de Fairy Spring, een stroompje langs enkele duinen met mooie rotsformaties. Was wel een beetje gek dat we hier weer geld moesten betalen aan een wat opdringerig mannetje, maar het was omgerekend €0,20 dus dat was het me wel waard. Na de Fairy Spring gingen we kijken bij de fishing village van Mui Ne, waar we ons verwonderd hebben over het feit dat men hier blijkbaar nog in staat was zijn eigen bootje tussen de tientallen andere bootjes te vinden. Vergelijk het een beetje met het terugvinden van je auto op een grote parkeerplaats, waar alleen maar dezelfde type auto’s staan.

Na deze twee stops gingen we naar de enorme zandduinen rondom Mui Ne. Eerst naar de mooie witte duinen, waar het zand in een soort golfjes ligt door de wind. Heel mooi en echt supergroot, maar de herrie van de vele quads deed wel een beetje af aan het woestijngevoel. Na de witte duinen reden we naar de rode duinen, waar het zand inderdaad donkerder is. Hier werden we gelijk bij uitstappen uit de jeep omringd door allemaal vrouwtjes met een soort matjes die je kon gebruiken om mee van de duinen af te sleeën. Nou had ik al gelezen dat je niet zo ver komt met zo’n ding, dus dat aanbod hebben we afgeslagen. Ook hier even omhooggeklommen om het uitzicht te bekijken, de zee was hier meer in zicht en het was goed te zien dat Mui Ne bekend staat om het wind- en kitesurfen. Leuk gezicht al die gekleurde kites in de lucht.

Na deze duinen gingen we weer terug naar het hotel. Eigenlijk stond de zonsondergang nog op de planning, maar aangezien het bewolkt was en de zon daardoor niet meer te zien had het niet zo veel zin om daarop te wachten.

Terug in Mui Ne zagen we dat er die avond een street food festival was, dus zijn we daar naartoe geweest. Lekker met een mojito langs de verschillende kraampjes gelopen en uiteindelijk heerlijke sushi en springrolls gegeten. In bed hebben we lekker weer Wie is de Mol? gekeken en de carrotcake en brownies die we mee hadden genomen opgegeten (die helaas tegen vielen).

Zondag begonnen we de dag met de derde aflevering van Wie is de Mol? dus inmiddels zijn we weer helemaal bij. Daarna zijn we gaan ontbijten en hebben we onze spullen weer gepakt. Na het uitchecken hebben we nog even een uurtje bij het zwembad op een bed gelegen tot het tijd was om naar de bus te gaan. We dachten in ongeveer 4 uur naar Da Lat te rijden, maar na anderhalf uur waren we nog steeds in de omgeving van Mui Ne, want er werd overal en nergens nog iemand opgepikt. Maar goed, we zaten en hoefden verder niks, dus dat was prima. De route naar Da Lat was mooi, veel bergen en groen. Eenmaal aangekomen gingen we met de taxi naar ons hotel, waar zeer verbaasd gereageerd werd dat we er waren. Het meisje van de receptie sprak ook niet echt Engels, dus het was allemaal wat vreemd. We werden naar een kamer op de tweede verdieping geleid, maar de hele verdieping was donker en de kamer bleek niet klaar te zijn. Het meisje rende vervolgens weg en liet ons zonder iets te zeggen bij de kamer staan. Na een paar minuten zijn we maar weer naar de receptie gegaan, waar inmiddels een ander meisje bij was gekomen. We werden vervolgens naar een andere kamer een verdieping hoger geleid, waar het opnieuw helemaal donker was. De bedden waren wel opgemaakt, dus in eerste instantie leek het wel ok (wel minder dan waar we de afgelopen dagen hadden gezeten, maar goed), tot we in de badkamer kwamen die echt niet schoon was. We kregen nog een derde kamer aangeboden, maar het voelde gewoon echt niet goed in dit hotel dus besloten we naar een ander hotel te gaan. Hier aangekomen voelde het direct al veel beter, we werden warm onthaald, overal brandde licht en er werd goed Engels gesproken. We hebben een prima kamer met fijne bedden en het is schoon, dus dat voelt een stuk beter.

Nadat we gesetteld waren zijn we wat gaan eten en hebben we nog een warme chocolademelk gedronken want het is tenslotte winter. Daarna terug naar het hotel om lekker nog even te relaxen.

Vanmorgen werden we na het ontbijt opgehaald voor de city tour die we hadden geboekt, zodat we de highlights van Da Lat zouden zien. De tour begon bij Bao Dai’s summer palace, het paleis van de laatste koning van Vietnam. We moesten een soort sokken over onze schoenen doen (net als vroeger in het zwembad als je ging kijken, maar dan van stof) en konden vervolgens het paleis in. Het paleis is nog helemaal zoals het in de jaren ’40 gebruikt werd, hier en daar wat vervallen. We mochten door het paleis lopen en de verschillende kamers van de familie bekijken (koning, koningin en de slaapkamers van de prinsen en prinsessen).

Vervolgens gingen we verder met de tour naar de “Chicken Church”, een katholieke kerk waarvan het me totaal niet duidelijk is waarom het de “chicken church” genoemd wordt behalve dat er een kip bovenop het kruis staat.

Na deze stop gingen we verder naar Sakyamuni, de grote gele boeddha in Da Lat. Onderweg raakten we aan de praat met een Vietnamees meisje en de rest van haar gezin. Ze kon goed Engels omdat ze een paar jaar in Amerika hadden gewoond. Al snel bleek dat vader en moeder ook dierenarts zijn, maar in de diergeneesmiddelen voor landbouwhuisdieren zitten.

De gele boeddha was een dikkere en wat kleinere versie van de boeddha die ik in Dambulla, Sri Lanka, had gezien. De boeddha stond bij een mooie, kleurrijke tempel waar we ook nog even mochten kijken.

Vervolgens kwamen we aan bij het meer commerciële gedeelte van de tour. Eerst gingen we ergens artisjokkenthee proeven waarna men probeerde dit te verkopen (het kan dan goed zijn voor een jonge, gezonde huid, maar het is niet bepaald smakelijk), daarna naar de “showroom of the preserved flower”. Dit is een gebouw vol met rozen en andere bloemen in allerlei kleurtjes, onder stolpen en dergelijke, superkitsch. Mooier was de omgeving, want het keek uit over de Valley of Love, dus hebben we even een rondje door de tuin gelopen.

Hierna gingen we naar een borduurbedrijf, wat niet echt interessant klinkt tot je ziet dat het hier echt gaat om borduren voor gevorderden. Hele mooie realistische portretten, sommigen zelfs in 3D (waar ze 4 jaar over gedaan hebben om te maken), bloemen, landschappen, etcetera. Echt kunstwerken, maar de rondleiding duurde net even een tikkeltje te lang voor mijn aandacht spanne wat betreft borduren, zeker omdat het lunchtijd was.

Na het eten gingen we met een kabelbaan naar de Truc Lam Pagoda en konden we op die manier mooi uitkijken over de stad en omgeving. Even een rondje rond de tempel gelopen en vervolgens door naar de laatste stop: Datanla waterfall. Hier zouden we met een “rollercoaster” naar de waterval gaan, dus daar was ik niet zo enthousiast over (om Sanne Wallis-de Vries te quoten: ik houd niet van kermis en al helemaal niet van attracties waarbij mijn organen in mijn tenen terecht komen). Eenmaal aangekomen bij de attractie bleek het niet echt een achtbaan maar meer een soort bobsleebaan, waarbij je in individuele karretjes zelf naar beneden kon rijden (waarbij je overigens niet op de maximale snelheid moest gaan want dit was gevaarlijk, zeer geruststellend). Nou vooruit dan maar. In rustig tempo naar beneden, kan niet zeggen dat het eng is maar het enthousiasme waarmee de tourguide over deze attractie sprak heeft me ook niet bereikt. Beneden was er even tijd om foto’s te maken van de waterval, waarna we weer met zo’n karretje naar boven naar het beginpunt werden getakeld.

Toen was de tour eindelijk voorbij, het was heel leuk om op deze manier de stad te verkennen maar duurde eigenlijk net even iets te lang.

’s Middags hebben we nog even ergens (ijs)koffie gedronken en een taartje gegeten en over de drukke markt gelopen. Zo meteen nog even wat eten en dan gaan we morgen alweer naar de laatste bestemming in Vietnam: Saigon oftewel Ho Chi Minh City.

Foto’s

2 Reacties

  1. Tineke:
    23 januari 2017
    Ook deze keer weer net als de voorgaande keren, je schrijft zo dat het lijkt alsof je zelf mee bent ;-)...
    Fijn dat jullie al helemaal bij zijn met Wie is de mol? raar idee hoor. Zit je kilometers hiervandaan, kijk je gewoon je vaste programma's..
  2. Govert A.:
    28 januari 2017
    Verkopen ze in Vietnam ook Vietnamese loempia's?
    Nu naar Maleisië. Veel plezier.