Down Under

15 maart 2017 - Hobart, Australië

Het is al weer een hele tijd geleden dat ik een bericht heb gepost en inmiddels ben ik al ruim een week op een ander continent. Dit belooft dus een lang verhaal te worden want ik heb veel gedaan sinds de laatste keer….

We gaan nog even terug naar Azië, waar ik bij mijn laatste verhaal in Jimbaran was aangekomen.

Op maandag 27 februari zijn Angi en ik weer met een scooter op pad gegaan. We reden een mooie route van Jimbaran naar Uluwatu om een tempel te bezoeken. Het bijzondere aan deze tempel was met name de omgeving, de tempel staat namelijk op een steile klifrand. Een heel mooi gezicht, de tempel bovenaan zo’n rotswand, met groen van de bomen en het heldere blauwe water. Vanaf boven aan de klif kon je de bodem van de zee zien en dat niet alleen: er zwommen ook een aantal schildpadden en flinke vissen rond die je kon zien! Heel leuk, maar ondertussen moest je ook wel goed op je spullen letten want de omgeving van de tempel staat ook berucht om de letterlijke brutale apen die daar je spullen van je stelen. Wij hadden gelukkig aan het eind van het bezoek alles nog, maar we zagen meerdere mensen die een zonnebril of teenslipper waren verloren.

We keken een tijdje rond bij deze tempel maar op een gegeven moment werd de hitte ons te veel en zochten we verkoeling bij de winkeltjes net buiten het terrein van de tempel. Met een nieuwe waaier en een waterijsje was het een stuk aangenamer.

We stapten weer op de scooter en gingen richting strand. Niet om te zwemmen, maar om naar de surfers te kijken die hier massaal heenkomen om de golven te trotseren. Vanaf een mooi plekje op het terras konden we ze, onder het genot van een fruitbowl met granola als lunch, goed bekijken.

Vervolgens zijn we doorgereden naar een ander klein strandje tussen 2 grote kliffen in waar een mooi uitkijkpunt was.

Daarna terug richting homestay om lekker even te zwemmen en nog even te relaxen. We hadden bedacht om ’s avonds te gaan eten bij de “Rock Bar”, een naam die we meermaals tegen kwamen bij het zoeken naar accommodatie. We dachten “dat is vast iets wat je gezien moet hebben”… We hadden ons alleen niet gerealiseerd dat deze Rock Bar bij een gigantisch duur resort hoorde. We moesten via meerdere controlepunten om binnen te komen, liepen vervolgens een stukje door dit resort en gingen toen met een soort liftje naar beneden naar een exclusieve bar. Inmiddels hadden we al door dat het hier niet goedkoop zou zijn dus met argwaan keken we naar de menukaart. Toen een glas cola al omgerekend 7 euro bleek te zijn besloten we gelijk maar weer om te keren… Maar we hebben wel mooie foto’s van de zonsondergang die je vanaf deze bar mooi kon zien.

Uiteindelijk hebben we lekker goedkoop ergens anders wat gegeten en gelijk ons vervoer voor de volgende dag naar het volgende eiland geregeld.

De 28e zouden we om 10 uur worden opgehaald om naar Nusa Lembongan te gaan. Dit is een van de 3 kleine eilandjes voor de kust van Bali.

Ons geduld en vertrouwen werd echter flink op de proef gesteld, want 10 uur kwam en ging en als we belden werd er niet opgenomen. Uiteindelijk werden we teruggebeld en werd er gezegd dat het busje er over 5 minuten zou zijn. Niet dus…. Weer meerdere keren bellen, met als antwoord dat het busje voor de deur stond. Nou stonden wij daar ook en was er geen busje te zien. Wat bleek: het busje stond bij Astari en wij zaten bij Lestari… Uiteindelijk kwam het goed, maar de chauffeur was flink geïrriteerd en scheurde weg.

De veerboot die we dachten te zouden hebben was allang vertrokken maar gelukkig ging er om half 1 weer een. Rond half 2 kwamen we aan bij onze laatste homestay in Indonesië, hier zouden we 4 nachten blijven. We gingen gelijk op pad met 2 missies: regelen van duiken en eten. We zijn bij 4 duikscholen geweest om prijzen te vergelijken en tijdens de lunch besloten we te gaan voor de eerste duikschool, die het goedkoopst was en waar ook de prettigste sfeer hing. De komende 2 dagen zouden we nog 5 duiken maken, waarbij we hopelijk manta roggen zouden gaan zien!

Toen dit allemaal geregeld was zijn we nog even naar het strand gegaan voor wat verkoeling, maar het water was nog vrij warm en het was bewolkt, dus keerden we terug naar ons huisje.

’s Avonds hebben we lekker gegeten bij een café dat tevens een soort bioscoop was, waar we lekker op een bedje Jungle Book keken.

Woensdag 1 maart, de eerste van 2 dagen duiken. Om half 10 moesten we bij de duikschool, die om de hoek zat, zijn om onze spullen te passen. We zouden voor het eerst gaan duiken in een lange wetsuit, wat niet alleen in het water even wennen is, maar ook op het droge want het is wat lastiger aan te krijgen dan een korte.

Toen iedereen alle spullen had gingen we met de boot naar Crystal Bay, een mooie plek voor het eiland Nusa Penida. Er was veel stroming en dit gepaard met het lange wetsuit maakte het daadwerkelijk onder water gaan een stuk lastiger. En dat is toch wel essentieel bij duiken. Uiteindelijk lukte het ons, met wat hulp van onze divemaster, om naar beneden te gaan en konden we de onderwaterwereld gaan ontdekken. Toch weer heel anders dan op de Gili’s. Het water was hier ook weer heel helder, er waren veel vissen, maar het was vooral het koraal dat verschilde. Niet alleen was er veel meer koraal, maar het was ook veel levendiger en daardoor kleurrijker.

Door de stroming en het wennen aan het nieuwe lange pak waren we wat sneller dan anders door onze lucht heen dus was de duik wat korter dan anders, maar zeker zeer geslaagd.

De volgende duik zou echter nog veel beter worden, want we gingen naar Manta Point. Het was een aardig stuk varen, maar op deze plek is het bijna gegarandeerd dat je een manta rog ziet.

Het water was jammer genoeg een stuk minder helder, maar desalniettemin zagen we binnen de minuut de eerste manta. Wauw!!! Zo gaaf! Ze zijn immens, meters breed maar zwemmen zo soepel door het water. En ze kwamen dichtbij! Op sommige momenten zagen we er wel 3 bij elkaar. Het was echt genieten. We waren zo onder de indruk van deze mooie dieren dat de tijd voorbijvloog en dat het ineens tijd was om weer naar boven te gaan. Echt een onvergetelijke ervaring, ik zou zo weer terugvliegen en kan me ook niet voorstellen dat duiken ooit gaat vervelen. Gelukkig hadden we nog 3 duiken te gaan morgen.

Aan het eind van de middag keken we naar de mooie zonsondergang en hebben we ’s avonds lekker gerelaxt en nagenoten met onze foto’s.

Op 2 maart stonden er 3 dives op de planning dus moesten we eerder bij de duikschool zijn. We gingen vandaag minder ver, we zouden gaan duiken ten noorden van de eilanden. De plekken lagen niet ver van elkaar. Alle drie waren enorme koraalgebieden met heel veel vissen. Er stond opnieuw vrij veel stroming maar daar waren we inmiddels aan gewend, net als aan het lange pak.

Vooral de laatste duik was heel relaxed, we gebruikten de stroming om ons op voort te bewegen waardoor we minder lucht verbruikten en 51 minuten onder konden blijven. Heerlijk.

Tussen het duiken door relaxten we op de boot of in het water, lekker in het zonnetje.

We zagen vandaag geen grote dieren, wel kort even vanaf de boot een mola mola, oftewel maanvis, die even boven water kwam.

Vrijdag 3 maart gingen we opnieuw per scooter ons eiland Nusa Lembongan en het naastgelegen kleinere eilandje Nusa Ceningan verkennen. We gingen de verschillende stranden af, keken bij de paar souvenirwinkeltjes die het eiland rijk is en genoten van de mooie omgeving. Vooral Dream Beach was erg mooi, kliffen en rotsen, wit strand, blauw water en ruwe hoge golven. Ook hier konden we een zeeschildpad zien die op de golven leek te surfen.

Via de smalle Yellow Bridge (die inderdaad geel van kleur is) gingen we naar Nusa Ceningan, maar de wegen waren hier een stuk slechter dan op Lembongan. We verkenden de omgeving kort maar aangezien het ook wat regenden besloten we tijdens de lunch om terug te gaan. Op Lembongan reden we nog even langs de Mangrove en terug naar Mushroom Bay om daar toch maar wel nog een shirtje te kopen. Daarna nog even lekker bij een cafétje gezeten en ’s avonds weer naar het bioscooprestaurant om te eten en een filmpje te kijken op onze laatste avond samen.

Zaterdag 4 maart, mijn laatste dag in Indonesië (en Azië) en laatste dag met Angi, ging even een beetje anders dan gepland. We dachten relaxed op het eiland te blijven, wat rond te hangen bij ons huisje en daarna ergens onze nagels te laten doen. De stroom was ’s ochtends echter weer eens uitgevallen en de prijzen voor manicure/pedicure lagen hier veel te hoog in vergelijking met wat we gewend waren. We besloten daarom om niet te wachten op de veerboot aan het eind van de middag, maar al in de ochtend naar Sanur op Bali te gaan om daar nog even rond te kijken. Angi zou hier nog een paar dagen blijven, dus konden we mooi onze spullen bij haar hostel dumpen.

Zodra we dat gedaan hadden liepen we even door het plaatsje, aten we een lekkere koude smoothiebowl en hebben we onze nagels laten doen voor een veel schappelijker prijsje. Vervolgens terug naar het hostel, waar ook een zwembad was, om lekker daar in en bij het zwembad te liggen tot het tijd was om wat te gaan eten. Kort na het eten vertrok ik richting het vliegveld, waar om 22.25 mijn vlucht naar Sydney zou gaan, waar ik zondagochtend Stephanie zou ontmoeten.

Ik miste nog bijna mijn vlucht omdat ik, terwijl ik zo diep in gedachten in mijn dagboek aan het schrijven was, niet doorhad dat de gate veranderd was. Gelukkig nog net op tijd. Mijn vlucht ging redelijk soepel, op een kort incident na waarbij er iemand onwel was geworden. Gelukkig was er een dokter aan boord en bleek het niet ernstig te zijn, we hoefden in ieder geval geen tussenlanding te maken. Toen we boven Sydney vlogen kon ik vanuit het vliegtuigraampje de Harbour Bridge en Opera House al zien!

Ik kwam op schema aan op Sydney Airport waar ik op Stephanie zou wachten. Voor Stephanie ging het minder soepel, zij had meer pech met haar vluchten. Eerst was haar vlucht vanaf Dubai naar Sydney ineens al geannuleerd en moest ze via Melbourne, vervolgens miste ze daar haar aansluiting en kwam ze dus nog een uur later aan in Sydney. Omdat ze nu met een binnenlandse vlucht kwam en ik met een internationale vlucht, stonden we ook niet bij dezelfde terminal… We besloten dus maar ieder bij onze eigen terminal op de trein te stappen in de hoop elkaar daar te treffen. Ik bleek er echter eentje eerder te hebben, dus uiteindelijk vonden we elkaar pas bij de uitstaphalte in Sydney. Gelukkig vonden we elkaar daar snel en konden we op zoek naar ons hostel. Het was niet ver lopen, hoewel alles een stuk verder aanvoelt als je met 2 rugtassen op loopt, zeker na een nacht in een vliegtuig. Wel leuk om gelijk al bij het station de witkuifkaketoes en ibissen te zien.

Eenmaal bij het hostel konden we nog niet onze kamer op, maar gelukkig wel even douchen.

Weer enigszins opgefrist gingen we de stad verkennen. Rustig liepen we richting de haven om de brug en het operahuis van dichtbij te bekijken. We liepen hier een tijdje rond en toen weer rustig aan terug richting Surrey Hills, waar ons hostel was. Daar konden we nu wel onze kamer in en kon Stephanie mij mijn pakketje van thuis geven. Hopelijk kan ze aan het eind van deze 4 weken nog een keer koerier spelen en weer wat spullen mee terug nemen.

’s Avonds deden we even een boodschap in de buurt zodat we eten konden koken. Terwijl we terugliepen vlogen de vliegende vossen in grote getalen boven ons hoofd.

Na het eten nog even onze plannen voor de komende week doorgenomen en toen lekker gaan slapen.

Maandag 6 maart gingen we na het ontbijt weer richting station, waar we zeer toeristisch met de Hop on-Hop of bus meegingen. Eerst maar eens de Bondi route naar Bondi beach. Het weer was matig, veel bewolking en wind, dus vrij fris, maar gelukkig wel droog.

De route naar het strand was leuk en tijdens het rijden kregen we via een koptelefoon informatie over wat we zagen. Bij Bondi stapten we uit en liepen we richting het strand. Tijdens een uitgebreide fotosessie sloeg het noodlot toe… Onze tassen hadden we op het strand neergelegd terwijl we omstebeurt foto’s van elkaar maakten. Ik was net een foto van Stephanie aan het maken toen ze ineens natte voeten kreeg. Er was een enorme golf het strand op gekomen, dus ik rende naar onze spullen, greep ze mee en wist ze droog wat verder op het strand te krijgen. Ik dacht dat we eraf waren gekomen met alleen natte schoenen en een natte sjaal, die los op de tas lag. Tot een meneer ons riep en een roze selfiestick mét telefoon omhooghield en vroeg of deze van ons was. Ja, dat was mijn iPhone die een duik had genomen, het water droop ervan af. Wonderbaarlijk genoeg deed hij het op dat moment nog, dus ik had nog even de hoop dat ik veel geluk had gehad… Tot mijn signaal uitviel en ook niets nieuws meer oppikte…. Geen goed teken.

Maar ja, we stonden bij Bondi en ik kon er nu toch niks meer aan doen, dus gingen we maar verder. We liepen een mooie route langs het strand, waarna we nog even kort bij de winkeltjes keken.

Toen met de bus weer de route verder vervolgd richting stad, waar we overstapten op de City Tour. Bij de haven stapten we uit en met een broodje van de supermarkt aten we even wat op een bankje in de zon. Toen maar richting de Vodafone winkel, met een laatste vleugje van hoop dat het misschien mijn nieuwe Australische simkaart het probleem leek te zijn. Een nieuwe werkte echter ook niet en een bezoekje aan de Apple store bevestigde dat mijn telefoon niet meer gerepareerd kon worden….

Dan maar weer verder Sydney ontdekken, nog even een stukje met de bus en via de Botanische Tuinen naar het Opera House en vervolgens het rondje afgemaakt.

’s Avonds keken we bij een grote markt voor een tent (maar besloten toch maar voor hostels te gaan) en even naar de prijzen van de mobieltjes.

Terug in het hostel vast de boel weer grotendeels ingepakt, want de volgende ochtend zouden we Sydney verlaten en met onze huurauto op pad gaan.

Dinsdag 7 maart in de ochtend eerst nog even wat dingen geregeld voor mijn telefoon en een nieuwe gekocht, want zonder is toch wel heel lastig. Toen met de spullen richting autoverhuur om onze Nissan Micra op te halen, die Stephanie Daisy heeft gedoopt.

Natuurlijk stond het ding beneden in een parkeergarage midden in Sydney, dus de vuurdoop had ik gelijk gehad. Links rijden, rechts sturen, schakelen met links (want we hadden niet gekozen voor een automaat – de eerste keer sloeg ik met mijn rechterhand tegen de deur) en ook het knipperlicht zit aan de andere kant, dus we hebben meerdere malen de ruitenwissers aangezet toen we een hoek om wilden… Maar het ging goed en konden we op weg naar de Blue Mountains, grotendeels een route over de snelweg.

We stopten bij Wentworth Falls om daar van het mooie uitzicht over de bergen en de waterval te genieten. We deden een korte wandeling, waarna we richting ons hostel in Katoomba gingen. Hier bleek niemand aanwezig, dus reden we eerst maar door naar de Three Sisters een stukje verderop. Dit zijn 3 aangrenzende rotsen omgeven met zo ver als je kunt kijken bergen met bomen en een ietwat blauwe gloed (die schijnt te komen door de lichtval op stofdeeltjes en oliedruppels van de eucalyptusbomen). Heel mooi!

Toen terug naar het hostel, waar we nu wel in konden, en daarna wat boodschappen gedaan. Daarna lekker onder de dekens gerelaxt op onze kamer, want het was hier toch wel een heel stuk kouder dan in Indonesië.

Woensdagochtend gingen we naar Scenic World in Katoomba. We hadden van tevoren gedacht hier met een gondola over de bergen te gaan of anders met een treintje naar beneden het dal in, maar het weer zat tegen. Het was wit, mistig en het regende, dus we vonden het zonde van ons geld om met zo’n ding te gaan als we toch niets zouden zien. Gelukkig kon je ook gewoon ouderwets met de benenwagen via de Furber Steps naar beneden (en weer naar boven), dus kozen we daar voor. Hoewel we weinig van de omgeving zagen was het toch een mooie route. Op sommige punten konden we gelukkig de waterval wel zien, die door de vele regen flink stroomde.

Beneden liepen we een route van ongeveer 30 minuten over de boardwalk en zagen we op die manier wat meer van het bos en de mijngeschiedenis van deze regio.

Gelukkig was er beneden een bus Chinezen losgelaten, ik begon ze al haast te missen.

Na de wandeling weer de klim naar boven, in de regen.

Vervolgens gingen we richting Wollongong, waar we een korte stop hadden. Toen door naar Huskinssen om even informatie in te winnen over dolfijnentours voor de volgende dag. Het laatste stukje naar Sussex Inlet, een klein gehucht waar we een motel hadden geboekt, was niet meer zo ver. Lekker onder het genot van een pizza naar Bondi Rescue gekeken, waar de mensen (in tegenstelling tot mijn telefoon) gelukkig wel gered konden worden.

Donderdagochtend vertrokken we weer, terug naar Huskinssen om daar een dolfijnentour te gaan doen. Onderweg hierheen zagen we een stel kangoeroes in een veldje langs de weg, helaas konden we niet stoppen.

Nadat we de tour van 11 uur hadden geboekt liepen we nog even in het plaatsje rond. We stonden ruim op tijd weer bij de boot voor een goed plaatsje voorin. We hoefden niet ver te varen voor we de eerste dolfijnen zagen, die hier het hele jaar voorkomen. Het bleek een groep van ca. 10 te zijn (hier in Jervis Bay zitten er in totaal zo’n 100 tuimelaar dolfijnen), waaronder ook moeders met jong. Superleuk, ze kwamen heel dicht bij de boot en waren lekker rond aan het zwemmen. Soms wist je gewoon niet waar je moest kijken.

Toen de tour weer voorbij was reden we met de auto naar een nabijgelegen national park, want we hadden als tip gekregen om Murray’s Beach te bezoeken. Inderdaad een heel mooi strandje met aangrenzend woud. In het national park was ook een enigszins overgroeide botanische tuin waar we even hebben rondgelopen. We dachten de lookout route te doen, maar de bordjes waren niet heel duidelijk. Uiteindelijk vonden we de lookout wel, maar ver kon je niet zien want er stonden allemaal bomen pal voor het uitkijkplateautje.

Rond half 3 reden we richting Narooma, onze bestemming voor vandaag. We hadden op de kaart nog een uitkijkpunt gezien, maar eenmaal bij die afslag bleek deze weg niet echt geschikt voor onze micra Daisy (veel bochten en omhoog). Dit ging hem niet worden… Toch was het niet helemaal verloren tijd, want langs deze weg zat weer een groepje kangoeroes waar we nu wel leuk foto’s van konden maken tot ze wegsprongen.

In Narooma sliepen we in een Ecotel, een milieubewust motel net buiten het plaatsje. Tikkeltje zweverig allemaal, maar het was verder prima.

’s Avonds keken we onze vele wildlife foto’s en gingen we op tijd slapen, het was een enerverende dag.

Vrijdag ontbeten we lekker buiten, sinds donderdag hadden we weer beter weer met een lekker zonnetje en aangename temperaturen dus daar wilden we graag optimaal van genieten, zeker aangezien we toch wel veel in de auto zitten.

Na het ontbijt reden we naar het plaatsje om daar nog even een kort wandelingetje langs het water te maken. We zagen een boom vol met lori’s die lekker zaten te kwetteren. Grappig om al deze vogelsoorten, die ik vooral ken vanuit het werk, nu in hun natuurlijke omgeving te zien.

Na deze korte ochtendwandeling gingen we weer op pad. We gingen vandaag naar de Snowy Mountains, wat een flink stuk rijden was. Wel een hele mooie route door de bergen, maar opnieuw een uitdaging met ons autootje. Naarmate we dichterbij kwamen veranderde het berggebied in een meer wijdverspreid heuvelachtig gebied en zag het er ook allemaal wat droger uit. Veel verkeer reed er ook niet, we waren echt een beetje in the Middle of Nowhere aangekomen.

Tijdens de rit zagen we geen levende wilde dieren, wel een boel roadkill: kangoeroes, wombats, vosjes. Sneu gezicht.

Aan het begin van de middag kwamen we aan in Jindabyne, een klein plaatsje aan het begin van de Snowy Mountains dat ’s winters tot leven schijnt te komen (want dan komen alle wintersporters) maar nu haast verlaten was. Tja, er lag ook helemaal geen sneeuw op de Snowy Mountains…

We hebben lekker langs Lake Jindabyne gelopen en daar een tijdje gezeten, genietend van het uitzicht en het mooie weer.

Even wat boodschapjes gedaan en toen terug naar het hostel om te koken. Helaas werkte het fornuis en de pannetjes niet helemaal mee, waardoor onze zoete aardappels mislukten. Gelukkig hadden we voor een weeshuis aan bloemkool en lekkere vegetarische worstjes. Het entertainment tijdens het eten werd verzorgd door onze hostelgenoot. Deze man had nogal bijzondere verhalen te vertellen: hij bleek vader te zijn van 13 kinderen bij 11 verschillende vrouwen, waaronder, geloof het of niet, een prinses van Monaco en de nieuwslezeres die net tijdens zijn verhaal in beeld kwam. Zijn familie is heel rijk (een verklaring waarom hij dan in een hostel sliep kregen we niet echt), hij is zelf ook een royal en belt regelmatig met Bea en Wim-Lex die hij goed kent. Hij is in Engeland geridderd en zijn familie zit in de paardenbusiness en fokt paarden die miljoenen waard zijn. Dus…

Zodra we het eten op hadden zijn we maar op onze kamer gaan zitten. We hadden was in de droger zitten, maar helaas was de wasruimte op slot gedaan. Niet heel handig dus. Gelukkig kreeg ik uiteindelijk de hosteleigenaresse te pakken (het is hier zo rustig dat inchecken over de telefoon ging), die een zekere Johnny ging proberen te bellen die de boel misschien weer open kon gooien. Johnny liet een tijdje op zich wachten maar uiteindelijk was hij daar dan en konden we onze schone was ophalen en direct inpakken zodat we de volgende ochtend weer op tijd konden vertrekken.

Zaterdag verlieten we de Snowy Mountains weer en reden we weer meer richting de kust. Onderweg hadden we een aantal stops, de eerste in Bombala. Hier zit een platypus reserve (vogelbekdier) waar we wilden kijken. Nou zijn vogelbekdieren nachtdieren dus we hadden weinig hoop er een te zien. Dat bleek ook het geval, hoewel we wel een v-vormig spoor in het water zagen wat deze diertjes schijnen te veroorzaken (maar het daadwerkelijke beestje hebben we dus niet gezien). Gelukkig was de omgeving wel heel mooi en zagen we onderweg er naartoe witkuif- en rosé-kaketoes langs de weg scharrelen.

Nog een korte stop bij de lookout in het plaatsje voor we weer verder gingen, richting Lakes Entrance. We verlieten vandaag de staat New South Wales en kwamen aan in Victoria. Net over de staatsgrens picknickten we even bij een rustplaats langs de weg en konden we meteen even van plek wisselen. Het was niet ver meer tot de Beehive Falls, waar we een kijkje wilden nemen.

We parkeerden de auto en liepen vervolgens ca. 2 kilometer richting de waterval, die veel kleiner bleek dan verwacht. Terwijl we weer terugliepen (de wandeling was eigenlijk wel fijn, even wat langer de auto uit) werden we ingehaald door een Australiër, die ons wist te vertellen dat het dit weekend een lang weekend was in verband met Labour Day. Vandaar dat het zo lastig was om accommodatie te vinden voor vanavond: iedereen was dit weekend op pad.

Het idee was dat we in Lakes Entrance zouden gaan slapen, maar hier was op internet geen vrije accommodatie te vinden. Uiteindelijk kwamen we terecht bij een behoorlijk prijzige motelkamer in Orbost, populatie 1500. Niks te beleven dus, maar in ieder geval hadden we een bed (oh, wat mis ik soms de Aziatische prijzen). We hebben gelijk na aankomst maar alles voor de komende dagen geregeld, dan was dat maar vast gebeurd.

Een korte wandeling door het plaatsje bevestigde dat hier niks te beleven viel, dus zijn we maar met een frietje in de hand terug naar onze kamer gegaan. Gelukkig deed de wifi het wel goed en kon ik weer eens even een belrondje doen, ook fijn.

Zondagochtend kwamen we dan eindelijk aan in Lakes Entrance, een mooi gebied aan de kust met verschillende meren en mooie duinen. Langs het meer en via de loopbrug liepen we richting het strand, waar we even een kijkje namen. Lekker nog een ijsje gegeten in de zon en toen weer doorgereden richting Foster. We namen de toeristische route die ons door Bruthen leidde. Een schattig klein plaatsje met een leuke tearoom waar we lekkere scones aten.

Vervolgens kwamen we bij een wildlife reservaat aan in moerasachtig gebied, waar we lekker even konden wandelen en veel vogels zagen.

De laatste stop op de route was bij Agnes Falls, even buiten Foster. Een mooie route naar de waterval door het heuvelachtige en weidse platteland. De waterval was mooi maar het leukste van de route was dat we weer een heel groepje rosé-kaketoes langs de weg zagen en we daar nu eindelijk eens voor konden stoppen om een foto te maken.

In Foster verbleven we in een schattig klein hostelletje, waar we verder eigenlijk niks deden behalve onze eigen foto’s kijken en de laatste 2 afleveringen van Wie is de Mol? kijken.

Maandag hadden we eindelijk eens een rustige start, dat hadden we nodig. We gingen eerst naar het mooie Wilsons Promotor National Park, met stranden, weide vlaktes, groen, vanalles wat.

We deden eerst de 45 minuten durende Wildlife Walk, waarbij we emoes zagen die lekker aan het scharrelen waren. Vervolgens richting Darby Beach en Squeekie Beach, waar we op het strand lekker even een broodje aten.

Uiteindelijk halverwege de dag maar weer op pad gegaan, want we wilden aan het eind van de middag op Philip Island zijn. Nadat we onze spullen bij het hostel hadden afgeleverd zijn we eigenlijk direct weer vertrokken, eerst richting het plaatsje Cowes waar we even rond hebben gelopen en wat aten. Vervolgens gingen we richting naar de punt van het eiland voor de Penguin Parade. Na zonsondergang komen hier namelijk de kleine blue penguins aan land en keren ze terug naar hun nest. Er is wel een toeristische attractie van gemaakt, maar het welzijn van de dieren wordt wel in acht genomen, er mogen geen foto’s gemaakt worden. Tijdens de wandeling naar het strand zat er nog een wallibi tussen de pinguïn nesten, op ongeveer 2 meter van ons vandaan. Ook zaten er in sommige nesten jonge pinguïns te wachten tot hun ouders weer thuiskwamen.

Het was een lange zit op het strand, maar het was het wachten waard. Er kwamen als eerst 2 stoere pinguïns aan die geen zin hadden te wachten tot het donker was en alvast gingen. Even later kwamen ze in groepjes van 4 tot 10 het strand op gewaggeld. Ze liepen heel dicht bij ons en moesten een stukje duin op klimmen om naar hun nestboks te gaan. Echt heel leuk.

We waren een van de laatsten die weggingen en onderweg terug naar de auto zagen we de pinguïns die nog thuis waren dus bleven we daar nog even naar kijken. Terug bij de auto nog even de check of er geen pinguïn onder zat (dat was namelijk mogelijk, sommige pinguïns hebben hun nest op de parkeerplaats) en toen weer terug naar het hostel om te gaan slapen.

Gisteren stonden we bijtijds op want we hadden een vol programma. We startten bij Nobbies Centre, vlak bij de Penguin Parade, waarvandaan je zeehonden zou kunnen zien. Onderweg zag ik nog een kangoeroe die lekker rond aan het springen was en stopten we bij een mooie lookout over de zee en rotsen. Bij het centrum kon je een boardwalk doen langs de rand van het eiland. We zagen meerdere pinguïns die nog lekker bij hun nestje zaten, maar de zeehonden lieten zich niet zien. Bij navraag in het centrum bleek dat ze bij het kleine eilandje aan de overkant zitten en dat je ze het best kunt zien met een tour van $85. Jammer maar helaas, hopelijk zien we ze nog ergens anders.

Ietwat teleurgesteld, maar wel heel blij dat we opnieuw de pinguïns zagen en nu bij daglicht, reden we via een toeristische route weer terug. We stopten bij Pyramid Rock, niet verassend een piramidevormige rots in zee. Daarna verlieten we even het eiland en gingen naar San Remo, net over de brug, waar om 12 uur de pelikanen gevoerd werden met de overblijfselen van de vis dat gebruikt wordt door de lokale café’s voor fish&chips.

Toen de pelikanen hun buikjes weer vol hadden was het onze beurt om wat te eten te halen, waarna we weer teruggingen naar Philip Island, op naar het volgende onderdeel op de planning: het koala centrum. In een stuk reservaat zaten zo ongeveer 20 koala’s, waarvan er 10 verdeeld over 2 afgezette stukken leven en die meedoen aan een fokprogramma. Zover we konden zien worden ze verder niet bijgevoerd en zijn het dus geen dierentuindieren, maar is er wel een verhoogde boardwalk gemaakt zodat je ze makkelijker en van dichterbij kunt zien. De eerste koala was niet moeilijk te spotten want deze liep over een tak op een meter van de boardwalk (en op dezelfde hoogte). Wat een grappige diertjes, die koppies zijn echt te schattig met hun lange neusje en oortjes met pluim. Nummer twee lag te slapen in de boom en nummer 3 en 4 zaten te eten. Na een uitgebreide fotosessie liepen we door naar het tweede afgezette stuk, waar we nog 4 koala’s zagen die meer of minder hoog in de boom hingen. Toen nog een keertje terug naar het eerste stuk, waar twee koala’s nogal luidruchtig naar elkaar deden, vermoedelijk had het vrouwtje even geen zin in het mannetje.

Na de koala’s zijn we richting water gereden, waar we even op het gras in de schaduw hebben gelegen. Daarna nog even bij de winkeltjes gekeken, maar dat waren er niet veel dus waren we snel klaar. Het wildlifepark op het eiland zag er wat sneu uit, dus die hebben we overgeslagen en zijn we doorgereden naar een strand waar we lekker nog even gezeten hebben.

Aan het eind van de middag verlieten we Philip Island en reden we naar Melbourne, ongeveer 1.5 uur verder. We kwamen rond 19 uur aan bij een voorstadje van Melbourne waar we bij Cathryn, een vriendin die ik heb leren kennen toen ik aan het backpacken was in Canada een aantal jaar terug, konden slapen. Zij zou echter pas om 20 uur thuis zijn, dus we hadden nog een uurtje tijd te doden. We keken even rond in het plaatsje, op zoek naar een supermarkt, maar die bleek niet op loopafstand te zitten dus zijn we maar weer teruggekeerd naar de auto, waar we het een en ander voor de komende dagen regelden.

Toen Cath eenmaal thuis was konden we mooi onze spullen naar binnen brengen en hebben we de hele avond gezellig zitten kletsen over vanalles en nogwat en hebben we lekker een pizzaatje gegeten. Een zeer geslaagd dagje.

Vanmorgen op tijd op, om 10 uur moest de auto terug zijn bij het vliegveld en dat was nog even een stukje rijden, zeker zo aan het einde van de spits. We waren ruim op tijd, waarna het wachten op onze vlucht naar Tasmanië begon. We vlogen even na 15 uur, maar de tijd wist ik grotendeels te p te vullen met het schrijven van dit verhaal. Om 13 uur konden we onze bagage inleveren en door de douane, waarna we nog even wat dronken en wat over het vliegveld struinden.

De vlucht had wat vertraging en was wat turbulent, maar rond half 5 kwamen we aan in Hobart op Tasmanië. We hadden de auto pas voor morgen geregeld en op het laatste moment bedacht dat het misschien toch wel handig zou zijn om hem gelijk te halen, maar helaas was hij nog niet klaar en konden we wel een andere meekrijgen maar moesten we dan meer betalen omdat dat een grotere auto zou zijn. Dat hebben we dus maar niet gegaan, dus moesten we met de shuttlebus naar de stad en moeten we morgen weer terug naar het vliegveld. Nou ja, dat is ook weer niet zo erg.

Vanavond hebben we even rondgekeken in Hobart, waar de winkels allemaal al dicht waren maar nog steeds een gezellige sfeer hing. Toen even wat boodschappen gedaan en ons eten klaargemaakt in het hostel. De plek van het hostel is leuk, dicht bij het centrum en de haven, maar verder valt het wat tegen qua faciliteiten, hygiëne en geluidsoverlast. Gelukkig was het goedkoop en is het maar voor een nachtje. Morgenochtend gaan we weer terug naar het vliegveld om onze auto op te halen en rijden we door naar de volgende plek: Port Arthur.

Foto’s

3 Reacties

  1. Govert A.:
    15 maart 2017
    Veel gezien en meegemaakt.
  2. Tineke:
    15 maart 2017
    Wat een avonturen weer, ik heb er weer van genoten, vooral natuurlijk omdat de foto's ook al weer binnen zijn..schrijf vooral verder. Ik vind het leuk!
  3. Sneuf:
    17 maart 2017
    GAAAAAF Vorretje <3 Heerlijk om zo mee op reis te kunnen!